Definitie
In de statistiek komt de gevoeligheid van een test overeen met het vermogen om een positief resultaat te geven als de hypothese geverifieerd is.
Specificiteit meet het vermogen van een test om een negatief resultaat te geven als de hypothese niet geverifieerd is.
Deze twee concepten zijn essentieel voor het meten van de kwaliteit van een test, vooral in de epidemiologie.
Test evaluatie
Om deze twee parameters te beoordelen, moeten beproefde cases worden getest en moet de test daarop worden uitgevoerd. De resultaten zijn onderverdeeld in vier categorieën:
True positives: het aantal mensen dat positief test en ziek is
Valse positieven: het aantal testpositieve personen die niet ziek zijn.
Valse negatieven: het aantal testnegatieve personen die ziek zijn.
Echte negatieven: het aantal testnegatieve personen die niet ziek zijn.
Het doel is om zoveel mogelijk ware positieven en ware negatieven te bereiken en zo weinig mogelijk valse positieven en valse negatieven. In de geneeskunde is het vooral belangrijk om het aantal fout-negatieven, die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben, te minimaliseren. Het zoeken naar een groot aantal fout-negatieven kan echter leiden tot een groter aantal fout-positieven.
De resultaten kunnen worden weergegeven in een tabel zoals hieronder:
Deze tabel kan gebruikt worden om de specificiteit en gevoeligheid van een test te meten.
Gevoeligheid is de waarschijnlijkheid dat je positief test als je ziek bent:
Specificiteit komt overeen met de waarschijnlijkheid dat je negatief test als je niet ziek bent:
In de geneeskunde en epidemiologie bijvoorbeeld wordt over het algemeen gestreefd naar een hoge gevoeligheid.
Voorbeeld
Als we een test doen die een A-ziekte detecteert. 1000 patiënten worden getest, 500 zijn ziek en 500 zijn niet ziek.
De test is uitgevoerd en de volgende resultaten zijn verkregen:
De gevoeligheid en specificiteit kunnen daarom worden berekend: